Mach is een schrijver, dien ik aan de meeste mijner lezers niet meer behoef voor te stellen. Hij is bekend genoeg, meer evenwel als wijsgeer dan als natuurkundige. En toch is hij van professie het laatste en ligt zijn beste werk op dit gebied. Als wijsgeer is Mach consequent positivist. Als zoodanig is hij de vertegenwoordiger van een monisme, dat principieel geen verschil ziet tusschen het physische en het psychische en beiden langs denzelfden weg en met dezelfde beginselen wil verklaren. Hoewel een man als Mach ook bij dit gedeelte van zijn werk merkwaardige gezichtspunten moest geven, heeft hij echter de mislukte pogingen om in een enkel stelsel zoowel het physische als het psychische, het object en het subject, als gelijksoortige dingen beiden tot hun recht te laten komen, slechts met één vermeerderd. Wie Mach van deze zijde wil leeren kennen in het licht der kritiek, hij neme het onlangs verschenen boek van prof. W. Koster ter hand¹. Hij zal het zeker na de lectuur niet onbevredigd ter zijde leggen. Ons doel is, om ditmaal hoofdzakelijk de aandacht te vestigen op de in 1900 verschenen 2de uitgave van Mach’s „Principiën der Wärmelehre ².” Mach’s positivistische neigingen in verband met zijn logische natuur hebben bet aanzijn gegeven aan boeken over mechanica en physica, die zich van alle anderen over dezelfde onderwerpen onderscheiden¹. Het is zijn streven, om in de eerste plaats uit dit uit zijn aard positieve gebied alle logische tegenstrijdigheden en alle nuttelooze aanhangsels en toevoegsels te verdrijven. Met het laatste heeft hij op het oog de overblijfselen der Middeleeuwsche Scholastiek, die het werkelijk gegevene overschrijden zonder bevordering der aanschouwelijkheid, zonder het verschaffen van ophelderende en tot onderzoek prikkelende analogiün. Mach is niet als Ostwald positivist a outrance. De „Durchleuchtung grosser physikalische Kapittel (Licht) durch mechanische Analogiën” en de „Ermittelung exacter quantitative Beziehungen zwischen mechanische und andere physisehe Processe (thermodynamica) acht hij een blijvende verdienste der mechanische physica. Als men het maar niet „zu ernst” en „zu buchstäblich” neemt. Helaas, voegt hij er bij, de moderne physica heeft het „so furchtbar ernst” genomen.