In het groote Duitsche Rijk vindt men een aaneensluiting en samenwerking van wetenschap en praktijk, waaraan men ten onzent in tal van opzichten een voorbeeld kan nemen. Aan elke Duitsche chemische fabriek van beteekenis is een groep van bekwame scheikundigen verbonden; aan de Duitsche Universiteiten zijn een groot aantal privaatdocenten werkzaam, die theoretische en praktische vraagstukken bestudeeren. Men behoeft slechts een oog te slaan in de talrijke aangekondigde patenten, o.a. in het Chemisch Zentralblatt, om te zien in hoe groote mate theorie en praktijk bij onze Oostelijke naburen samengaan. Niet het minst getuigen daarvan groote inrichtingen, die, van staatswege in het leven geroepen, uit Staatsfondsen op de meest onbekrompen wijze in staat gesteld worden om aan haar bestemming te beantwoorden. In de eerste plaats denken wij daarbij aan het »Physikalisch-Technische Reichsanstalt« te Berlijn, aan de stichting waarvan mannen als von HELMHOLTZ en WERNER SIEMENS zulk een groot aandeel namen. SIEMENS schonk een half millioen mark, »behufs Gründung eines Instituts zur Ausführung naturwissenschaftlicher Forschungen für technische Zwecke«. HELMHOLTZ, de eerste president en leidsman van de zoo belangwekkende inrichting, zorgde er voor, dat aan de mechanischtechnische afdeeling een wetenschappelijke verbonden werd, waarin met de kostbaarste, voor privaatpersonen en onderwijs-inrichtingen onbereikbare toestellen, natuurkundige vraagstukken van algemeen belang bestudeerd werden. Het beoordeelen en volmaken van wetenschappelijke toestellen en methoden behoorde tot het niet ’t minst belangrijke gedeelte van de werkzaamheid van het instituut. Menig praecisie-instrument van privaatpersonen en van inrichtingen ten onzent heeft de reis heen en terug naar Berlijn gemaakt. Een ander hoogst belangrijk instituut is het »Königl. Prüfungsanstalt für Wasserversorgung und Abwässerbeseitigung« te Berlijn. De groote sociaal-hygiënische vraagstukken betreffende de voorziening van drinkwater voor de groote steden en de verwijdering van haar afval worden daar door den leider, prof. dr. SCHMIDTMANN, met de beste hulpmiddelen proefondervindelijk bestudeerd en een staf van wetenschappelijke mannen — Dr. Günther, dr. THUMM, dr. WELTER, om slechts enkelen te noemen — staat hem daarbij ter zijde. Zoo kunnen onderzoekingen plaats vinden, die slechts kans op succes aanbieden, als zij op groote schaal uit een ruime beurs ondernomen worden. Zoo is jarenlang de quaestie der biologische reiniging van het afvalwater in studie genomen en de »Mittheilungen« bevatten reeds menig verslag van beteekenis van de verkregen uitkomsten. Wij wijzen o.a. op het lijvige, met fraaie litographische platen versierde Heft 3, dat de uitkomsten bevat van de kritische studie, die de gedelegeerden van de inrichting — Dr. THUMM en BREDTSCHNEIDER — in Engeland gemaakt hebben van de wijze, waarop daar te lande praktisch het afvalwater gezuiverd wordt Het is echter niet mijn bedoeling, om den arbeid van het belangrijke instituut van de laatste jaren hier ter sprake brengen. Ik wil slechts de aandacht vestigen op het laatst verschenen Heft 8, waarvan dr. WELDERT de beleefdheid had mij een Sonderabdruck te doen toekomen. Het heeft betrekking op een belangrijke toepassing van de eigenschappen der colloïden en wel eene, waarvan door mij gewag gemaakt werd in een opstel over den colloïdaaltoestand der stof in dit Album ¹).