De zoneclips van 18 Mei 1901, in het vorige artikel reeds vermeld in verband met de zonnetheorie van JULIUS, maakte mede een belangrijk gedeelte uit van het in den vacantie-cursus verhandelde. De Hoogleeraar in de Astronomie, dr. A. A. NIJLAND, die zelf een zeer werkzaam aandeel aan de expeditie en hare voorbereiding heeft genomen, gaf aan zijne hoorders een vrij volledig beeld van de organisatie der Nederlandsche expeditie en van de verkregen resultaten. Aan teleurstelling heeft liet ook den waarnemers dezer eclips niet ontbroken. Een bewolkte hemel heeft veel verijdeld; maar toch heeft men meer bereikt dan aanvankelijk vermoed werd. Prof. NIJLAND gaf eene zeer levendige voorstelling, daarbij door uitmuntende lichtbeelden geholpen, van de inrichting van het kamp te Karang Sago, van de verschillende instrumenten en hunne opstelling en van de maatregelen, die genomen waren om de uitvoering zoo goed mogelijk te doen slagen. Onder die maatregelen waren niet enkel wetenschappelijke, maar ook andere van mensch- en zielkundigen aard. Zenuwachtigheid is hij waarnemingen, vooral wanneer de tijd zoo kostbaar is als bij eene eclips, een zeer ongewenschte factor, die zooveel mogelijk moet geëlimineerd worden. De aan den grooten dag voorafgegane oefeningen en repetities waren een uitstekend middel om de zenuwspanning te verlagen en zoodoende in dubbele mate de vaardigheid te vergrooten. Ook is de menschelijke nieuwsgierigheid eene eigenschap, waarmede bij zulk eene gelegenheid rekening moet gehouden worden. Het was dus humaniteit vereenigd met welbegrepen eigenbelang, die aan elk der deelnemers eenige seconden vrijen tijd Het, om den blik naar boven te kunnen slaan en het verschijnsel met eigen oogen te aanschouwen. Het geheele aantal waarnemers en helpers in het kamp bedroeg 93, waaronder 7 officieren en 68 onderofficieren en minderen van H. M. pantserdekkorvet Sumatra.