Nadat ROSS eindelijk Zuid-Victoria-Land verlaten had, vond hij, noordwaarts stevenende, de Balleny-eilanden terug en meende zich toen in de nabijheid te bevinden van het oostelijk einde van het door WILKES ontdekte land. Daar de wind ongunstig was , het heftig stormde en de nachten reeds zeer in lengte en duisternis waren toegenomen, baarde het ROSS niet weinig zorg deze nog zoo weinig bekende kusten te naderen. Groot was dan ook zijn verbazing toen hij niet alleen geen spoor van land kon ontdekken, maar over de plek, waar WILKES op zijn kaart hoog, bergachtig land aangaf, heen zeilde en er tot 600 vademen loodde zonder grond te vinden. Nadat ROSS zich op zijn terugtocht vooral met magnetische onderzoekingen had beziggehouden en voor dat doel ook nog een omweg tot 127° 49' O. L. gemaakt had, liepen de beide schepen den 7den April te Hobarton binnen. Den 25sten November van hetzelfde jaar vertrokken zij opnieuw naar het zuiden , met de bedoeling de onderzoekingen van den vorigen zomer voort te zetten. Dit jaar evenwel was de ijstoestand veel ongunstiger en ROSS had met nog veel meer moeielijkheden te kampen dan den vorigen keer. Nadat hij reeds op 57° Z. B. het eerste ijs had ontmoet, trof hij den 1sten Januari 1842 op 156o 28' W. L. den poolcirkel. Een volle maand worstelden de schepen in het zware pakijs, dat hen voortdurend met den ondergang bedreigde en eerst den 2den Februari gelukte het ROSS er zich geheel door heen te werken en op 68° 23' Z. B. en 159° 52' W. L. de open zee te bereiken. Nu ging het moedig voorwaarts en den 23sten Februari, toen men de breedte van 77° 30' en een W. L. van 162° 36' had bereikt, werd den schepen opnieuw halt geboden. Zij bevonden zich weêr voor den loodrechten jjswand, die hier echter slechts half zoo hoog was als bij Victoria-Land. Denzelfden dag werd ook de grootste breedte behaald, zijnde 78° 9'30" onder 161° 27' W. L., alwaar men ook duidelijk land meende te zien, dat evenwel, het vergevorderde jaargetijde in aanmerking genomen, niet nader kon onderzocht worden, zoodat ROSS besloot van hieruit te trachten in de richting van het door COOK bereikte zuidelijkste punt zijnde 71° 10' Z. B. en 106° 54' W. L. door te dringen. IJs en weder wilden evenwel anders. De ijsgrens volgende passeerden de schepen den 6den Maart onder 171° W. L. den poolcirkel en hadden den 12den een sneeuwstorm te doorstaan, waarin zij bijna te gronde gingen, maar dien zij toch gelukkig ontkwamen. De ligging van het ijs noodzaakte ROSS verdere pogingen op te geven; den 3den April passeerde hij Kaap Hoorn en ankerde drie dagen later te Port-Louis op de Falkland-eilanden.