Na van den koffer van Pérote nedergedaald te zijn , bezocht ik den ouden vulkaan, dien men de Pizarro noemt. Deze zonderlinge berg, die de gedaante van een suikerbrood heeft, verheft zich boven de vlakte van Pérote als een eiland uit de zee, en treft alle reizigers door de regelmatigheid en bevalligheid zijner omtrekkon. Maar wanneer men hem nadert en de steile kanten dezer pyramide van lava begint te beklimmen , dan wordt men op het onverwachtst verbaasd op het zien van den zonderlingen plantengroei, die den grond bekleedt, welke als met de slakken van een hoogoven overdekt is. Dat bleeke groen, hetwelk men uit de verte voor dat van bosschen aanzag, wordt slechts te weeg gebragt door eene ontzettende menigte van kleine Agaves, waarvan de groene stervormige bladerenkroon niet meer dan twee tot drie voeten in middellijn heeft, terwijl de dikte van de zich uit het midden daarvan verheffende bloemstengels twee tot drie duimen bedraagt. Hier en daar, tusschen dezen verspreid staande, werpt eene groote Yucca hare karige schaduw op den blaauwachtigen trachyt des bergs, en neemt de plaats in van boomen in een land, waar deze tot de groote zeldzaamheden belmoren. Deze drooge en dorre eenzaamheid, waaraan alle levende wezens schenen te ontbreken, begon op mij eenen treurigen indruk te maken, toen, nadat ik een eind weegs doorgedrongen was in deze woestenij vol doornen en stekels, mijne oplettendheid plotselijk getrokken werd door een groot aantal spechten, die de eenige bewoners dezer verlaten streken waren. Het schenkt steeds een zeker genoegen het loven weder te ontmoeten, na door oorden getrokken te zijn, waar het gemist wordt, en sedert geruimen tijd had ik niet zulk een genot gesmaakt. Weldra bemerkte ik, dat de Colaptes rubricatus, zoo opmerkelijk door den roodachtigen glans zijner vleugels, de koning dezer plaats was, en ofschoon er ook andere soorten werden aangetroffen, zoo muntte hij toch ontegenzeggelijk boven allen uit, zoowel door zijne meerdere grootte als door zijne talrijkheid. Alle deze vogels, groote en kleine, schenen zich op buitengewone wijze te verlustigen; in het geheele bosch van Agaves heerschte eene zeldzame drukte en levendigheid; bovendien was de vereeniging van een zoo groot getal van spechten op dezelfde plaats reeds op zich zelve iets ongewoons, daar de natuur aan deze vogels veeleer eene eenzame levenswijze aanwijst, dan een leven in groote troepen, waardoor zij gevaar loopen gebrek aan voedsel te ondervinden. Verre derhalve van deze gevederde bewoners der savanna door een ontijdig geweerschot te verontrusten, verschool ik mij onder de weinig gastvrije schaduw eener Yucca en sloeg in stilte gade, wat er te midden dezer republiek van gevogelte voorviel. Het duurde niet lang of ik had het geheim ontdekt. De spechten gingen en kwamen, zich een oogenblik tegen elke plant aan plaatsende en dan bijna dadelijk weder wegvliegende. Het waren vooral de bloemstengels der Agaves, tegen welke zij zich vastklampten; zij arbeidden er een oogenblik, met hunne scherpe snavels op het hout kloppende; dan vlogen zij tegen de Yucoa’s aan, waar zij hunnen arbeid herhaalden , en keerden weder aanstonds naar de Agaves terug, om van nieuws af aan te beginnen. Ik naderde toen de laatsten en onderzocht de stengels, welke ik als een zeef mot openingen doorboord vond, die op eene onregelmatige wijze boven elkaar geplaatst waren (Fig. 1, halve natuurlijke grootte). Deze openingen gaven blijkbaar toegang tot eene inwendige holte; ik haastte mij dus eenen stengel door te snijden, en, hoe groot was mijne verwondering, toen ik ontdekte , dat deze een waar magazijn van voedsel was.