In het eerste gedeelte van dit opstel is reeds opgemerkt, dat bij de kieming van het zaad zich terstond een groei in twee rigtingen openbaart, die gewoonlijk polair aan elkander tegenovergesteld zijn. De stengel groeit naar boven, de wortel naar onderen. Aan het punt vanwaar die groei schijnt uit te gaan, den overgang tusschen stengel en wortel, schreef men vroeger een bijzonder gewigt toe en men noemde dit levonsknoop; later echter heeft men ingezien , dat hierin ten onregte de eerste oorzaak dier verschillende rigtingen gezocht werd. Daarna heeft men zich veel moeite gegeven om te ontdekken, door welke oorzaak dan toch de wortel steeds benedenwaarts gedreven werd, en een tal van proeven is hierover genomen , waarbij men nu eens onderstelde, dat de zwaartekracht, dan eens dat het licht hierbij als hoofdoorzaak werkzaam was. Die proeven, zeer vernuftig uitgedacht, hebben soms belangrijke bijzonderheden doen kennen, en ik acht het daarom niet ondienstig ook hierbij een oogenblik stil te staan.