Er zijn in het dagelijksch leven velerlei zaken in gebruik, die, welligt juist uit hoofde der algemeenheid van hare aanwending, met achteloosheid worden voorbijgegaan, vooral wanneer zij noch door sierlijkheid van vorm, noch door pracht van kleuren, noch door eenige andere dadelijk in het oog vallende eigenschap de aandacht tot zich trekken. En toch, vaak is die achteloosheid geheel onverdiend, vaak bezitten juist die nederige, de zinnen weinig boeijende voorwerpen eene gewigtige beteekenis voor degenen, die haar weten te ontcijferen, en wordt ook aan hen de oude waarheid bevestigd, dat uiterlijke schijn niet zelden bedriegt. Tot zulke algemeen bekende, maar daarom niettemin weinig gekende zaken, die bij eene oppervlakkige beschouwing ter naauwernood eenige belangstelling waardig schijnen te zijn, behoort de kurk. De slechts prosaische denkbeelden wekkende uitdrukking: “zoo droog als kurk” getuigt het reeds. Zelden wordt zij anders dan in eenen ongunstigen zin gebruikt. Het is alsof “droogte” het eenige ware, dat aan kurk valt optemerken, tenzij men er ook hare ligtheid bij voege, hoewel het doorgaans in goeden zin toegepaste, poëtisch klinkende “zoo ligt als een veder” toont, dat men hier liever het punt der vergelijking ontleent aan het zich bovendien door sierlijkheid, van vorm aanbevelende bekleedsel der vogelen, dan aan de onaanzienlijke kurk, waarvan men, ja, de nuttigheid erkent, doch zonder het der moeite waardig te achten om verder te vragen: wat die kurk toch eigenlijk is, — hoe zij ontstaan is, — welke hare beteekenis is in de huishouding der Natuur, — of er meer dergelijke voortbrengselen zijn, die in eenige hoofdopzigten daarmede overeenkomen, — hoe zij verkregen wordt en tot verschillende nuttige doeleinden geschikt gemaakt; —alle vragen, welker belangrijkheid eerst door dengenen regt wordt ingezien, die gewoon is aan de Natuur of aan de wetenschap antwoorden te ontlokken, en bij ondervinding weet, hoe zeer onze belangstelling stijgt, naar mate onze kennis toeneemt. Welligt zijn er echter onder mijne lezers, die reeds hunne antwoorden gereed hebben, en mij te gemoet voeren: “wij weten het reeds lang, de kurk komt van den kurkeik, zij is de schors van dien boom, die er van tijd tot tijd van wordt afgenomen, gedroogd en later gesneden tot stoppen voor flesschen, zooien, drijvers enz.” Zij, die tevreden zijn met deze oppervlakkige kennis, mogen de volgende bladzijden ongelezen laten; maar voor hen, die gaarne eenen dieperen blik in de natuur werpen, zullen zij welligt dienen kunnen tot bevestiging van hunne overtuiging, dat niets in de natuur geheel op zich zelve staat, maar dat men eerst kan zeggen eene zaak of een verschijnsel grondig te kennen, wanneer men hen in verband beschouwt met andere gelijksoortige zaken en verschijnselen. Tevens zal het uit deze beschouwing ten duidelijkste blijken, hoe de natuur doeltreffendheid weet te paren aan groote eenvoudigheid der gebezigde middelen.