Welligt vermoeden sommige lezers, bij het zien van bovenstaanden titel, dat daarin een drukfout is ingeslopen, en dat daarvoor eigenlijk zeespinnen moet gelezen worden. Ter hunner geruststelling aangaande de zorg, waarmede zich de redactie van dit Album van hare taak kwijt, zij daarom reeds dadelijk opgemerkt, dat die titel geheel uitdrukt vrat daarmede bedoeld wordt, want, hoewel er werkelijk een kleine groep van dieren is, die den naam van zeespinnen draagt, zoo vervaardigen deze geen spinsel of weefsel en mogen derhalve niet den naam van zeespinners dragen. Maar wat noch insekten, noch schaaldieren, noch spinnen doen, dat verrigten sommige der in de zee wonende schelpdieren. Daaronder treft men, hoe vreemd het op den eersten aanblik ook schijnen moge, dieren aan, die in waarheid zeespinners mogen heeten, omdat zij draden spinnen, welke min of meer naar die der zijwormen gelijken en zelfs, gelijk dadelijk nader blijken zal, tot dergelijke doeleinden als deze kunnen gebezigd worden. Reeds onze gewone mosselen (Mytilus edulis) bieden iets dergelijks aan. De zoogenaamde baard, die voorzeker aan vele onzer lezers wel bekend is, bestaat uit zulke door bet dier gesponnen draden, welke aanvankelijk als eene dikke, taaije vloeistof uit een klierachtig orgaan te voorschijn komen, hetwelk gelegen is aan den wortel van het tongvormig deel, dat men voet noemt, omdat werkelijk veleandereschelpdieren zich daarop, al huppelend voortbewegen, iets waartoe het echter aan de gewone mosselen, wegens zijne kleinheid, niet wel dienen kan. Langs het midden van dien voet nu bevindt zich eene opene sleuf, welke het dier echter willekeurig kan sluiten en zoo in een gesloten kanaal veranderen. Daarin treedt dan de uit de klier te voorschijn komende half vloeibare stof, wordt er in tot een draad gevormd, die allengs verhardt en zich doorgaans met een verbreed vlak uiteinde aan eenig nabijzijnd voorwerp vasthecht. Reaumur heeft reeds naauwkeurig de wijze beschreven, hoe de gewone mossel haar spinsel maakt. Het dier strekt den voet uit, en, wanneer het een gepast aanhechtingspunt voor een draad gevonden heeft, dan trekt het plotseling den voet in de schelp terug en daarbij is dan één draad ontstaan Door eene geduldige herhaling derzelfde handelwijs (want in vierentwintig uren zouden volgens denzelfden niet meer dan vier of vijf draden gesponnen worden), ontstaat zoo allengs een bundel van bruinachtig gekleurde draden, die bij de dierkundigen den naam van byssus draagt, eene benaming, welke wij ook verder in plaats van de weinig gepaste, die men er gewooulijk bij ons aan geeft, zullen gebruiken.