De vraag, of de dieren alleen door een blind instinkt gedreven worden, of dat hunne handelingen althans in sommige gevallen getuigen van een voorafgaand overleg, wordt nog steeds verschillend beantwoord. Die beantwoording, welke inderdaad van groot gewigt is, daar zij invloed moet hebben op de beantwoording van vele andere nog steeds hangende vraagstukken, waaronder sommige, waarbij wij menschen groot belang hebben, kan alleen gezocht worden in eene zorgvuldige en onbevooroordeelde duiding der feiten, welke de waarneming aanbiedt. Niet ieder is daartoe in staat. Sommigen zijn zeer geneigd aan de dieren alles te ontzeggen, wat hen slechts eenigzins met den mensch op gelijke lijn zoude kunnen doen plaatsen; anderen daarentegen gebruiken bij de beoordeeling van de daden der dieren denzelfden maatstaf, als dien men gewoon is voor menschelijke daden aan te wenden, en besluiten uit het door do handeling voortgebragte tot de mate van vorstand, die daartoe noodig is geweest. Zoowel de een als de ander loopt groot gevaar van op een dwaalweg te geraken, en vele bewijzen, die men zoowel voor als tegen het denkvermogen der dieren heeft aangevoerd, kunnen inderdaad als weinig afdoende worden beschouwd. Wanneer echter een natuuronderzoeker als MILNE EDWARDS uit zijne eigene ervaring feiten mededeelt, die hem tot de overtuiging hebben gebragt, dat de dieren werkelijk denken bij hetgeen zij doen, dan verdienen die feiten meer algemeen bekend te worden gemaakt en tor overweging aanbevolen aan hen, die nog steeds voortgaan op psychisch gebied een scherpe grens te trekken tusschen den mensch en de zoogenaamde redeloozo dieren. In de inleiding op zijne nieuwe Recherches puur servir à l`histoire naturelle des Mammifères, waarvan het eerste stuk onlangs verschenen is, verhaalt hij het volgende: