In het tijdschrift Nature, 1870, 15 December, had een correspondent gevraagd: of het noorderlicht ook des daags zichtbaar was? Daarop antwoordde de heer W. O. THOMPSON, wonende te Matapediac, in de provincie van Quebec in Canada, in hetzelfde tijdschrift van 2 Maart 1871, het volgende: “In den herfst van voorleden jaar (ik kan den dag niet nader bepalen dan dat het in het begin van October was) trok mijne aandacht een, naar het scheen, vlokkige wolk, die eene ongewone beweging vertoonde, als van een breeden band van noorderlicht van geelwitte kleur, die dan eens bijna geheel verdween en dan weder zichtbaar werd. Het was toen omstreeks vier uur ’s namiddags, en ik bleef er op letten totdat de avond gevallen was. Werkelijk bleek het toen een sterk noorderlicht te zijn, dat, toen het geheel duister geworden was, zich met groote pracht over den hemel uitbreidde”.