Men vergeve mij den wellicht voor sommigen onzer lezers ietwat vreemd en geleerd klinkenden titel van dit opstel. Maar ik ken in onze taal geen woord, dat het aan het grieksch ontleende woord “hydrostatisch” volkomen teruggeeft. Met hydrostatische toestellen worden hier echter “drijftoestellen”, nog iets juister: luchtdrijftoestellen” bedoeld, en deze, zij het dan ook gebrekkige, vertaling kan reeds eene algemeene voorstelling geven van de soort van toestellen die ik hier op het oog heb. Alvorens verder te gaan, zal het echter voor sommigen niet ondienstig zijn een woord te zeggen over hetgeen drijven eigenlijk is. Elk weet wel is waar dat er lichamen zijn die, in water geworpen, daarin niet onderzinken, maar daardoor als het ware gedragen worden, en dat men dit drijven noemt. Elk weet bovendien dat alleen zulke lichamen op water drijven, die een geringer soortelijk gewicht dan water hebben. Toch komen hierbij nog eenige omstandigheden voor, die minder algemeen bekend zijn, en waarbij wij dus wel een oogenblik mogen stil staan. Een stuk hout en een stuk kurk, beide van gelijke grootte en gedaante, drijven op het water, maar niet op volkomen gelijke wijze. Van het eerste steekt een veel kleiner gedeelte dan van het tweede boven het water uit. Wat is de oorzaak van dit verschil? Het antwoord is eenvoudig en laat zich als een algemeene hydrostatische wet aldus uitdrukken: “Elk drijvend lichaam verdringt juist zooveel water als zijn eigen gewicht bedraagt.” Helderen wij dit nog door een voorbeeld op. Een kubiek decimeter of liter zuiver water weegt juist een kilogram. Laten wij nu die zelfde hoeveelheid water bevriezen, dan zal het aldus verkregen stuk ijs 1/9 tot 1/10 grooter zijn, omdat water, bij den overgang van den vloeibaren tot den vasten toestand, zich uitzet, d. i. eenen grooteren omvang verkrijgt. Het soortelijk gewicht zal dus met 1/9 —1/10 verminderd zijn. Werpt men nu dit kilogram ijs in water, dan zal het ook juist een kilogram water verdringen, en het overige, dus ongeveer van het geheele stuk, zal boven de watervlakte uitsteken. Zoo kan men uit de hoogte, waartoe de in zee drijvende ijsbergen zich daarboven verheffen, ten naastenbij hunne geheele hoogte of dikte berekenen.