Professor COPE verhaalt in het April-nommer der Proc. of the Acad. of Nat. Science, het volgende. Hij heeft op zijn studeerkamer een aap, Cebus capucinus, in een hok, dat gesloten is met twee haken, welke op hun plaats worden gehouden door daarachter in den wand gedreven spijkers. De aap wist echter spoedig deze spijkers er uittetrekken en zoo vrij te komen. Om dit te verhinderen, bond C. hem met een lederen riem aan de latten van zijn hok. Doch de aap maakte den knoop los. Toen gebruikte hij den riem op eenc eigene wijs. Men wierp hem gewoonlijk zijn voedsel (brood, aardappelen, vruchten enz.) toe, en hij ving het met zijne handen op. Nu gebeurde het echter van tijd tot tijd dat de toegeworpen stukken niet onder het bereik van dezen kwamen, en toen begon hij den door hem losgemaakten riem te gebruiken om die stukken naar zich toe te halen, daarbij den riem aan het eene einde met de hand vasthoudende en het andere einde uitwerpende, zoodat het een strik of lis maakte. Sedert doet hij dit telkens. Het gebeurt echter wel eens dat de riem hem daarbij ontsnapt. Geeft men hem dan een pook in de hand, dan gebruikt hij dien om den riem naar zich toe te halen, dien hij dan verder wederom als ware het een lazzo tot het binnenhalen van zijn voedsel aanwendt.