Bij gelegenheid der thans aan de orde zijnde munthervorming in Duitschland heeft Dr. CLEMENS WINKLER het aluminium tot pasmunt aanbevolen. Door zijn gering spec. gewicht onderscheidt het zich dadelijk van het zilver, waarmede het in kleur en in onveranderlijkheid aan de lucht overeenkomt. Overigens zoude men die kleur door alliage mot een ander metaal kunnen wijzigen. In hardheid stemt het ongeveer met zilver overeen en het laat zich zeer goed stempelen, gelijk de reeds daaruit vervaardigde medailles bewijzen. De eenige zwarigheid tegen de invoering van aluminium als munt zoude daarin bestaan, dat zijn erts zeer algemeen verspreid is, zoodat men allicht meenen zoude dat door eene verbetering in de bereiding, zijn prijs plotseling aanmerkelijk zoude dalen. W. toont echter uit de geschiedenis der aluminium-industrie, — van 1854 af, toen St. CLAIREDEVILLE het voor het eerst naar eenigszins grooten maatstaf leerde bereiden, — aan, dat men daarvoor weinig te vreezen heeft. Aanvankelijk kostte het aluminium 3000 francs het kilogram. Er verrezen zoowel in Frankrijk als in Engeland verscheidene fabrieken, vooral nadat men in den Groenlandschen kryolith een voortreffelijk materiaal tot bereiding van aluminium daaruit had leeren kennen. Doch in weerwil der tallooze genomen proeven, waartoe al de hulpmiddelen der nieuwere scheikunde werden aangewend, gelukte het niet op eene goedkoope wijze aluminium te verkrijgen. Sedert eene reeks van jaren wisselt de prijs van 120 tot 150 francs, en het laat zich niet voorzien, dat deze in den loop van vele jaren eene belangrijke vermindering zal ondergaan. (Journ. f. prakt. Chem. 1873, Neue Folge, Bd. 7, p. 132).