Bij de reeds bekende en dikwijls aangevoerde voorbeelden van fijne deelbaarheid der stof kan men ook die voegen, welke de anilinekleurstoffen leveren, en waarop onlangs HOFFMANN de aandacht vestigde. Alle aniline-kleurstoffen veroorloven eene zeer sterke verdunning, maar het best voldoen tot het bedoelde oogmerk de verschillende rosanilie-zouten. Eene oplossing van een dezer zouten, zoover verdund met water, hetwelk een droppel azijnzuur bevat, dat 1 deel kleurstof op 1 millioen deelen water komt, bezit nog eene zeer donkere karmijnkleur. Een met verdund azijnzuur bevochtigd bosje zijde wordt in deze oplossing oogenblikkelijk fraai rood gekleurd. Vermeerdert men het watergehalte tot 25 millioenen, dan is de roode tint nog altijd zeer duidelijk, en de daarin gelegde zijde is na verloop van een kwartier licht rood gekleurd. Gaat men met de verdunning nog vorder, dan bemerkt men dat, wanneer de hoeveelheid water het 100 millioenvoudige bedraagt, dunne vochtlagen zich reeds geheel kleurloos vertoonen en dat alleen dan, wanneer men door eene vochtlaag van ½ meter dikte hoenziet, deze zich nog zwak gekleurd vertoont. Toch neemt een in zulk een vocht opgehangen draad zijde na 24 uren nog duidelijk eene roode tint aan, die veel sterker is dan die van het vocht. Dit leert dat er daarin eene beweging plaats heeft, eene strooming, waardoor de kleurdeeltjes van groote afstanden naar den draad worden heengevoerd. (Polyt. Journ. CXCVII p. 293).