Reeds meermalen zijn gevallen medegedeeld, waarin metalen voorwerpen, die bevat waren in brandbare hulsels van organische stoffen,— zooals een degen in zijne scheede, muntstukken binnen in een broekzak of beurs, — door den bliksem gedeeltelijk gesmolten waren, terwijl het omgevende hulsel ongedeerd bleef. Dikwijls is de waarheid van zulke mededeelingen betwijfeld. Het volgende geval echter, verhaald door den hoofd-ingenieur PH. BRETON in Les Mondes, 1874 T XXXV, p. 61, schijnt inderdaad als waar te moeten worden beschouwd. Terwijl hij te Aubenac woonde, barstte tegen den middag een onweder over deze stad los. De bliksem sloeg in een buis en richtte daar eenige schade aan. In het huis daar naast had eene vrouw den ochtend doorgebracht met breien; zij stond juist op, om het middagmaal te gaan gebruiken en had haar breiwerk opgerold, met den bundel van de vijf naalden daarin, en hield dat in de hand, toen zij plotseling de kamer vol licht zag en een geweldigen schok voelde. Zij ondervond echter geen verder nadeel en kwam met den schrik vrij. Doch bij de ontrolling van het breiwerk bleek dat de vijf breinaalden met de einden aan elkander gesoldeerd waren. De heer BRETON verklaart de aan elkander gesoldeerde naalden zelf gezien te hebben en dat alleen de katoendraad, die spiraalsgewijs daar om heen was gewikkeld, aan de binnenzijde, waarmede deze aan de naalden raakte, geschroeid was.