In het Polytechnisches Journal, CCVII H. 4, p. 344, vindt men het volgende bericht, overgenomen uit het Wochenschrift des Vereines zur Beförderung des Gartenbaues in Preussen, naar eene mededoeling van STALL te Eldena. “Uitgaande van de ondervinding, dat de vernieuwing van de aardlaag, welke onmiddellijk de wortels eener plant omgeeft, op hunne werkzaamheid eenen bespoedigenden invloed uitoefent en dientengevolge eene vroegere rijpheid van alle deelen eener plant, derhalve ook van de vruchten, te weeg brengt, liet ik, ongeveer acht weken vóór het tijdstip der gewone rijpheid van eene vroege soort van peer, de aarde rondom den boom over een middellijn van 4—4½ meter tot aan de wortels in de diepte zoo ver wegnemen, dat deze nog slechts met eene 5—6 centimeter dikke laag bedekt waren, en de zon derhalve de nog overgebleven aarde door en door verwarmen kon. Do hierdoor verkregen uitkomsten waren inderdaad verwonderlijk. Niet alleen werden de vruchten reeds in het midden van Juli rijp, maar deze waren ook zoo sappig en lekker als ik ze nog bijna nooit geproefd had. Om de proef nog verder voort te zetten, verwijderde ik bij een reine-claudeboom de aarde tot op bovengenoemde dikte alleen langs de noordzijde. Ook hier was het gevolg, dat de vruchten aan die zijde eenige dagen vroeger rijp waren dan die welke op het zuiden hingen. Het spreekt echter van zelf dat, om de uitdrooging der wortels te voorkomen, men deze dikwijls begieten moet.”