Waarschijnlijk gaat het velen lezers van ons Album even als, tot voor korten tijd, ook mij: dat zij namelijk, ook al hebben zij meermalen over eendekooien hooren spreken en daarvan ook wel eene beschrijving hooren geven, er toch geen klare voorstelling van hebben. In weerwil van het groote aantal dezer inrichtingen om eenden te vangen, welke in ons waterrijk vaderland worden aangetroffen, is de gelegenheid om eene daarvan van nabij te bezien, zeldzaam. Natuurlijk zijn de eigenaars of pachters van eendekooien in het algemeen niet gesteld op bezoek, want elke ongewone beweging of geluid verjaagt de vreesachtige eenden. Van daar ook dat eendekooien zich altijd op aanmerkelijken afstand van bewoonde plaatsen bevinden en dat aan het bezit, althans van sedert lang bestaande kooien, het zoogenaamde “kooirecht” verbonden is, daarin bestaande, dat op een afstand van 1100 meters in het rond niet gejaagd mag worden. Toen dus de heer H. W. ROELANTS te Schiedam de vriendelijkheid had mij aan'te bieden een hem toebehoorende eendekooi te Delftsgau, gemeente Pijnacker, te gaan zien, maakte ik van die gelegenheid gaárue gebruik, en ik meen aan sommige onzer lezers geen ondienst te doen door hun zoo nauwkeurig mogelijk te verhalen wat ik gezien heb en hen zoo eenigermate deelgenooten van dit uitstapje te maken.