In het Wochenschrijt für Astronomie, Meteorologie und Geographie van 27 September 1876, geeft de heer WEBER te Pecheloh bij Munster de volgende beschrijving van den hemel op den morgen van 24 Juli j. l. Nog stond de zon 5° tot 6° onder den horizon, toen een machtige lichtwal zich achter den Osning verhief en zich van daaruit een schitterende stralen-waaier begon naar boven uit te strekken. Aanvankelijk scheen het alsof de verlichting zich hierbij bepalen zoude, toen wij, na 3 of 4 minuten, als het ware op eens, niet meer zooals gewoonlijk een verwijderd morgenrood aanschouwden, maar er zelve ons te midden van geplaatst bevonden. De kleurentint was hoogst eigendomlijk en vreemd; het geheele hemelgewelf, tot voorbij het zenith, vertoonde zich gloeiend geel, met eenige bijmenging van rood. Het buitengewoon sterke licht drong door tot in de binnenste ruimten der woning.