In eene redevoering die Dr. W. SIEMENS onlangs hield in het Ironand Steel-Instuut te London, sprak hij o. a. over de thans grootendeels verloren gaande kracht van vallend water, die, wanneer eenmaal de steenkolen door het voortdurend toenemend gebruik zeer zullen zijn verminderd, tot nuttige doeleinden zal kunnen worden aangewend. Als voorbeeld koos hij den Niagara-waterval. De hoeveelheid water, daardoor afgevoerd, wordt geschat op 100 millioenen tonnen in het uur; de loodrechte val bedraagt 150 voet, waarbij zich nog 150 voeten voegen voor de verdere daling, in het geheel dus 300 voet. De daardoor vertegenwoordigde kracht bedraagt 16,800,000 paardenkrachten; moesten deze door stoom worden voortgebracht, dan zouden daartoe 266,000,000 tonnen kool per jaar gevorderd worden. Nu hooft in 1874 de koolproductie over de geheele aarde 274,262,000 tonnen bedragen. Derhalve zoude al de steenkool, die uit de mijnen wordt opgehaald, slechts even voldoende zijn om de kracht voort te brengen die thans nutteloos wegvloeit.