Deze vraag werd in de zoologische vergadering der Association franqaise onlangs besproken naar aanleiding eener mededeeling van den heer VALLETTA aan de Belgische Société entomologique. Hij had namelijk een Macroglossus stellatorum, die een kamer was binnengevlogen, waar het behangsel boeketten van geschilderde bloemen vertoonde, daarop zien azen alsof het dier deze voor ware bloemen aanzag. Prof. F. PLATEAU nu heeft, om dit nader te onderzoeken, in zijn tuin kunstbloemen geplaatst, deels afzonderlijk, deels te midden van echte bloemen. Uit zijne waarnemingen heeft hij een tegenovergesteld besluit getrokken. Hij is van oordeel dat de insekten kunstbloemen en natuurlijke bloemen nooit met elkaâ verwarren en dat, daar zij reeds op een afstand die bloemen herkennen waaruit zij hun voedsel putten, zij hierbij door een ander zintuig dan door het alleen vorm en kleuren onderscheidend gezicht worden geleid. Deze zienswijze word echter niet geheel gedeeld door andere leden der sectie. O. a. deelde de heer LAMOTTE mede, hoe hij meermalen gezien had dat waterkevers (Dytiscus) op glasplaten, die plat op water gelegd waren, waren nedergevallen: even alsof zij de spiegeling daarvan voor die van water hadden aangezien. De heer LATASTE meende, dat men, om de zaak uit te maken, vooraf blind gemaakte insekten in een kast met verschillende bloemplanten moest laten vliegen, om aldus te zien of zij, zonder de hulp van het gezichtsorgaan, de bloemen konden herkennen. ( Revue scientif. 1876. p. 448.)