Er zijn sommige vraagstukken, die, al meent men dat zij reeds op afdoende wijze beantwoord zijn, toch telkens weder opduiken. Zoo gaat het ook met dat aangaande den waren uitvinder der slingeruurwerken. Na de uitvoerige, op authentieke bescheiden steunende verhandeling hierover door VAN SWINDEN ( Verh. der eerste klasse van het Kon. Ned. Instituut, 3de Deel, 1817) zoudo men meenen dat het onderwerp uitgeput was en dat er geen de minste twijfel was overgebleven aangaande de aanspraak die onze CHRISTIAAN HUYGENS heeft op de verdienste van het slingeruurwerk te hebben uitgevonden. Toch zijn er sedert het verschijnen dier verhandeling meerderen geweest, die hem die verdiensten ontzegd en de uitvinding aan anderen toegekend hebben. Dit heeft den heer E. GERLAND te Kassel aanleiding gegeven het vraagstuk nogmaals aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen, en hij heeft de uitkomsten daarvan medegedeeld in een opstel, geplaatst in de Annalen der Physik und Chemie, 1878. Neue Folge, Bd. IV p. 584. Voor de bijzonderheden daarheen verwijzende, stippen wij daaruit hier slechts het volgende aan. In zijne Geschichte der Astronomie, München 1877, p. 369, heeft onlangs de hoogleeraar E. WOLF de uitvinding der slingeruurwerken toegeschreven aan een Zwitser, met name BÜRGI, die reeds omstreeks 1580 een secondenslinger tot regeling van uurwerken zoude gebezigd hebben. Hij beroept zich daartoe op een manuscript van BOTHMANN, den hofastronoom van den landgraaf Willem IV van Hessen, dat bewaard wordt in de landsbibliotbeek te Kassel en voorts op door BÜRGI vervaardigde uurwerken, waaronder er althans één is, namelijk het volgens plannen van genoemden landgraaf door BÜRGI vervaardigde planeton-uurwerk, dat werkelijk een slinger bezit.