In een opstel getiteld: Die Marsmonde und die Kant-Laplace’sche Hypothese, door DR. G. W. RACHEL te New-York, opgenomen in Gaea 1878, Hft. 11, vinden wij de volgende mededeeling omtrent professor ASAPH HALL, die, met den door ALVAN CLARK vervaardigden reuzenkijker op het observatorium te Washington, in Augustus van het vorige jaar de twee Mars-satellieten ontdekte, waaromtrent de lezers de noodige inlichting vinden in het daarover gegeven bericht door Dr. H. VAN DE STADT, geplaatst op bl. 25 van den vorigen jaargang. ASAPH HALL is geboren in den staat Massachusetts. Als knaap genoot hij eene zeer gebrekkige opvoeding en werd bij een timmerman in de leer gedaan. Werkelijk heeft hij verscheidene jaren lang dit ambacht uitgeoefend. Hij trouwde echter eene school-onderwijzeres, en aan haar is hij zijne verdere ontwikkeling grootendeels verschuldigd. Zij gaf haren man het eerste onderwijs in verschillende vakken van wetenschap, zelfs in de hoogere mathesis. Toen hij 25 jaren oud was, was hij zijne beminnelijke leermeesteres reeds verre voorbij gestreefd en werd hij geplaatst aan het observatorium van Harvard College, vanwaar hij in 1861 naar Washington werd beroepen. Hier geraakten zijne bekwaamheden eerst tot hare volle ontwikkeling, en toen in 1875 professor NEWCOMB zich terugtrok, word aan HALL het oppertoezicht van het werk met den in 1873 ontvangen grooten kijker opgedragen. Den 11den Augustus 1877 nam hij, toen hij Mars onderzocht, het eerst de buitenste maan waar. Gedurende de volgende vijf nachten maakte het weder elke waarneming onmogelijk, en men kan zich denken met welk een pijnlijk ongeduld HALL naar beter weder uitzag, om zijne ontdekking verder te bevestigen. Hij waagde het nog niet deze aan zijne mede-beambten aan het observatorium mede te deelen. Alleen zijne vrouw maakte hij er dadelijk deelgenoote van, en bij haar, die geen oogenblik twijfelde aan de juistheid van de door haren man gedane ontdekking, vond hij steun en troost, totdat hij op den 16den de reeds geziene maan, die intusschen van plaats veranderd was, terugzag en op den 17den nog een tweede, dichter bjj de planeet staande maan ontdekte.