Er hebben sedert eenigen tijd, te Parijs, in het hospitaal la Salpétrière, en ook elders, zonderlinge proefnemingen plaats op eene ziekte, die meestal bij zenuwachtige (hysterische) vrouwen, zelden bij mannen voorkomt, namelijk eene halfzijdige gevoelloosheid, hemi-anesthesie. Is de ziekte tot den hoogsten trap gekomen, dan heeft de lijder of lijderes geen het minste gevoel meer in de eene zijde van het lichaam; ook oogen en ooren weigeren hunnen dienst. Brengt men nu eenig punt van die zijde in aanraking met een metaal, dan verdwijnt de ziekte, als door betoovering, na eenige minuten; het eerst wordt het lichaamsdeel dat met het metaal in aanraking is, wederom gevoelig en allengs volgen de verwijderde deelen; eindelijk ziet het oog en hoort het oor weder. Daarbij neemt echter de gevoeligheid van de andere lichaamszijde even geljjkmatig af. Verwijdert men het metaal, dan keert het gevoel in deze zijde weer terug, terwijl het in de oorspronkelijk zieke zijde weder verdwijnt. Op sommige lijders oefenen alle metalen dien invloed uit, op andere alleen een of twee metalen, b. v. goud of zink, koper of ijzer, maar deze bijzondere werking van zekere metalen blijft altijd gelijk, ook wanneer de ziekte jaren duurt. Geen wonder dat deze zonderlinge waarnemingen aanvankelijk weinig geloof hebben gevonden, en zelfs nu nog zijn er, die van meening zijn dat zij aan opzettelijke misleiding moeten worden toegeschreven, in weerwil dat eene commissie uit de Société de Biologie er zich mede heeft bezig gehouden en verklaard, dat zij zich van de waarheid der waargenomen verschijnselen op verschillende wijzen overtuigd heeft.