Gewoonlijk wordt aangenomen dat de trilling der snaren van de Aeolus-harp plaats grijpen in een vlak dat evenwijdig is aan de richting des winds, en in overeenstemming hiermede stelt men zich voor, dat de werking des winds in een wrijving bestaat, geheel als die van een strijkstok. Lord RAYLEYGH koesterde twijfel aangaande de juistheid dezer verklaring en nam daarom de volgende proef. Een krachtig onder een schoorsteen brandend vuur werd in dier voege met een uit hout en papier samengesteld scherm omgeven, dat de lucht slechts toegang had door een soort van buis, die 26 duim lang en 4 duim breed was. In het midden daarvan was een snaar gespannen. De sterkte van den trek kon geregeld worden. Om de beweging der snaar zichtbaar te maken, was daarop met was een zilveren bolletje vastgekleefd, waarin zich een op gepaste wijze geplaatst licht weerkaatste, dat door een verrekijker kon worden waargenomen. Het bleek nu dat de baan van het lichtpunt nagenoeg rechtlijnig en vertikaal was, zoodat de trilling dwars door den wind geschiedt. Somtijds was de baan werkelijk elliptisch, met de groote as in vertikale richting.