Reeds sedert meer dan 2000 jaren trekt een zonderling verschijnsel de aandacht van reizigers en natuurkundigen, zonder dat het tot dusver gelukt was er de verklaring van te geven. Wij bedoelen de heen en weder gaande stroomen in de nauwe straat van Eurippus, tusschen het vasteland van Griekenland en het eiland Euboea, dat zich noordwesten zuidoost-waarts langs de kust uitstrekt en een smalle, lange zeearm begrenst, Talanti genaamd, waartoe de zoo even genoemde straat van Eurippus toegang geeft. Over het smalste gedeelte van de straat bij Egripo, ligt een van ouds bekende, uit vijf bogen bestaande brug, waardoor het vasteland met Euboea samenhangt. Onder die brug dooren verder op in de straat wisselt de stroom in elk etmaal vier- tot veertienmaal van richting en dat wel met zulk een kracht dat er molens door gedreven worden. Volgens eene overlevering zoude ARISTOTELES, in wanhoop over zijne vergeefsche pogingen om het verschijnsel te verklaren, zich van de brug in het water hebben gestort. Dr. F. A. FOREL, die zich gedurende eenige jaren heeft bezig gehouden met het doen van waarnemingen aangaande de zoogenaamde seiches van het meer van Genève , welke bestaan in afwisselende ebbe en vloed, die plaatselijke verschillen van eenige weinige centimeters tot 2 meters in den stand van het water kunnen ten gevolge hebben, heeft, gelijk bekend is , de verklaring daarvan gevonden in de werking van den wind , de verschillen in atmospherische drukking aan de beide uiteinden van het meer, enz., in verband met zijne lengte en diepte. Hij heeft zelfs eene formule gegeven, waarmede, indien de beide laatste gegevens bekend zijn, voor elk ander meer, de duur van zulk een getij kan berekend worden. Deze formule is: T = 2 2L/ Vgh, waarin L de lengte van het meer aanduidt, h zijne gemiddelde diepte, en g de versnelling der zwaartekracht. Deze formule geeft voor het meer van Genève, dat 73 kilometers lang is, den duur van een getij als 13 minuten aan, hetgeen met de waarneming overeenkomt.