Nog altijd is de vraag; hoe vinden de trekvogels hun weg? onopgelost gebleven. Dit is wederom gebleken bij gelegenheid dat die vraag ter sprake is gebracht door Prof. NEWTON en in verschillenden zin door Prof. WEISSMANN is beantwoord. De laatste was van oordeel, dat de vogels zeer wel, door vroegere ervaring geleid, dien weg door hunne zintuigen herkennen kunnen. Daartegen werd o. a. aangevoerd dat, volgens den heer H. GäTHE, op Helgoland de jonge vogels, derhalve de zoodanige die nog geen reiservaring hebben, het eerst verhuizen. Genoemde heer heeft dit nu nader uiteengezet in Nature 29 May 1879, p. 97. Gedurende vele jaren heeft hij het leven der vogels op Helgoland bestudeerd en zegt bevonden te hebben, dat van de 360 door hem aldaar verzamelde vogels de koekoek de eenige soort is, waarvan de oudere individu’s vroeger (ongeveer 4 weken) dan de jongen vertrekken. Wat bepaaldelijk de spreeuwen betreft, zoo zijn jongen en ouden gemakkelijk , zelfs op een afstand , herkenbaar aan hun verschillend gevederte. Regelmatig vliegen in het laatst van Juni tot aan de eerste dagen van Juli, dagelijks, in vluchten van vele duizende stuks, enkel jonge spreeuwen over Helgoland. Dan volgt een tusschentijd van twee maanden , waarna de enkel uit oude vogels bestaande vluchten, van het begin van October tot in December, over het eiland trekken.