Voor eenigen tijd kondigde Dr. DUDGEON in Nature (XXII, p. 241 en XXIII, p. 10) aan, dat de temperatuur der lucht, die uit de longen komt, merkelijk hooger is dan die van het bloed. De bol van een gewonen, voor geneeskundig onderzoek gebruikten, thermometer werd gewikkeld in een lapje zijde of wol en dan gedurende eenige minuten in den mond gehouden en zoo aan den uit de longen komenden luchtstroom blootgesteld. Hierbij rees de thermometer tot 102°—107° F., terwijl, gelijk men weet, de temperatuur van het overige lichaam, d. i. die van het bloed, in gezonden toestand niet hooger dan 97°—98° bedraagt. Dr. DUDGEON besloot uit deze proef, dat de longen afkoelingsorganen zijn, waardoor de overmatige warmte aan het lichaam onttrokken wordt. Al spoedig bleek dat de waarneming van Dr. DUDGEON volkomen juist is. Inderdaad is ook niets gemakkelijker dan haar, door zelf de proef te nemen, bevestigd te vinden. Maar is nu ook het door hem daaruit afgeleide besluit juist? Hoe toch komt het dan dat een thermometer met onbedokten bol in den mond gehouden, nooit, dan in geval van ziekte, boven 97°—98° rijst?