Het is thans acht jaren geleden dat in dit Album twee opstellen ¹ van mijne hand verschonen, waarvan het doel was ernstig te waarschuwen tegen het streven, uitgegaan van de Haagsche afdeeling der Vereeniging tot bescherming van dieren, om de proeven op levende dieren, gewoonlijk “vivisectien” genoemd, aan een toezicht wan staatswege te onderwerpen. Sedert heeft dit vraagstuk ten onzent gerust, maar des te ernstiger is het in Engeland op den voorgrond getreden, en ook hier te lande vertoonen zich teekenen dat het eerlang weder aan de dagorde zal worden gesteld. In Engeland is vóór een drietal jaren door het parlement eene wet uitgevaardigd, waarbij de proeven op levende dieren wel is waar niet geheel verboden, maar toch zoo gereglementeerd worden, dat het niet anders kan of deze zullen aldaar eerlang geheel worden gestaakt, tot groote schade niet enkel van de wetenschap maar vooral van de praktische geneeskunde. In het congres van geneeskundigen die, ten getale van meer dan tweeduizend, vóór eenige maanden te Londen vergaderd zijn geweest, zijn de bitterste klachten gerezen tegen de werking eener wet, waardoor zelfs beroemde professoren in physiologie, pathologie en andere geneeskundige vakken, mannen aan wie de wetenschap de grootste verplichtingen heeft en wier bezit Engeland tot groote eer verstrekt, onderworpen worden aan de controle van in dergelijke zaken geheel onkundigen, die hen als gemeene misdadigers voor den rechter kunnen dagen en tot zware boeten en zelfs gevangenisstraf doen veroordeelen, wanneer zij de minste formaliteit verzuimen, die hun bij de wet is voorgeschreven, of, in het oog van den ambtenaar die de proef bijwoont, iets doen dat deze voor ongeoorloofd houdt. Dat zulke controle tot willekeur leidt, spreekt van zelf, evenals dat wetenschappelijke mannen, die in het algemeen zich terecht boven zulk een vernederend toezicht verheven achten, daarin eene ondragelijke tirannie zien. Maar — en dit is het ernstigste gevolg dier wet — zij strekt bovendien tot groote schade der lijdende menschheid. De wetenschappelijke geneeskunde — en deze is de eenige vorm, waaronder de geneeskunde nut kan stichten, zonder gevaar van te schaden — vordert nu eenmaal voor haren vooruitgang het doen van proeven op levende dieren, en hoe en op welke wijze deze genomen bohooren te worden, kunnen alleen wetenschappelijke mannen beoordeelen. Er is dan ook op het bovengenoemd congres, hetwelk bijgewoond werd door velen der eerste geneeskundige notabiliteiten in Europa, waarvan verscheidene over het onderhavige onderwerp het woord hebben gevoerd, met algemeene stemmen de volgende resolutie aangenomen: