Uit de dagbladen vernam ik dat de heer E. H. VON BAUMHAUER in de vergadering der natuurkundige afdeeling van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen op 31 Maart j.l. de gissing heeft geopperd dat de aardschudding, die op 17 Maart te Haarlem, Amsterdam en omstreken is waargenomen, zou kunnen toegeschreven worden aan de toenadering van een meteoriet tot de aarde. Daar ik die vergadering niet heb bijgewoond en het proces-verbaal der zitting nog niet ontvangen heb, zoo zal ik mij hier geheel onthouden van alle op- of aanmerkingen, waartoe die gissing aanleiding mocht geven. Echter ontveins ik niet dat zij mij de woorden van FONTENELLE te binnen bracht, die van sommige natuuronderzoekers van zijn tijd zeide: “il semble qu’ transforment tout en ce qu’ils aiment le mieux.” Waarschijnlijker komt mij de gissing voor van den heer AMERSFOORDT, dat namelijk de aardschudding zou teweeggebracht zijn door samengedrukt gas, dat zich in den bodem bevindt en, tengevolge van veranderingen aan dE oppervlakte, waardoor de drukking plaatselijk af- of toeneemt, aanleiding kan geven tot bewegingen dEs bodems die als eene geringe aardschudding merkbaar worden.