De volgende waarnemingen, gedaan door den bekenden natuuronderzoeker Fr. MÜLLER in Brazilie, gaven hem aanleiding om bovenstaande vraag te stellen. De bijen van de geslachten Melipona en Trigona maken, zooals bekend is, horizontaal geplaatste raten, die uit eene enkele rij cellen bestaan, welke, indien er ruimte is, alle van regelmatige gedaante zijn, in dier voege dat de naar den omtrek geplaatste cellen zich alle op gelijken afstand van de middencel bevinden. In 1874 nu nam MÜLLER een nest van Trigona’s waar, dat gebouwd was in de holte van een ouden kaneolboom. In dit nest was de raat zeer onregelmatig van gedaante, ten gevolge van de nauwe ruimte der holte waarin het gebouwd was. MÜLLER nam het mede naar huis en plaatste het in een groote doos. Na verloop van een jaar waren al de bijen, die het nest in den kaneelboom gebouwd hadden, dood; in dien tijd was echter een nieuwe kolonie ontstaan; deze afstammelingen der eersten bouwden nu ook onregelmatige raten, in weerwil dat er ruimte genoeg was en andere daar naast geplaatste bijen der zelfde soort voortgingen regelmatige raten te bouwen.