Bij het bouwen der staatgevangenis bij Carson City, de hoofdplaats van den staat Novada, heeft men eene merkwaardige ontdekking gedaan, namelijk van een groote menigte van voetsporen, waaronder er zijn die zoozeer op de indruksels van menschenvoeten in weeke klei gelijken, dat velen er niet aan twijfelen of zij zijn inderdaad van menschen afkomstig. Alleenlijk zouden dan die menschen ware reuzen zijn geweest, daar de lengte van eiken voet 18 tot 20 duim (45—50 centim.) en de breedte 8 duim (20 centim.) bedraagt. Beeds hebben do heeren CHARLES DARWIN GIBBS en professor JOSEPH LE CONTE mededeelingen daarover gedaan aan de Californische Akademie te San Francisco. Aan die des laatsten ontleenen wij nog het volgende. De bodem, waarop de gevangenis gebouwd is, bestaat uit afwisselende lagen van zandsteen en fijne verharde klei, waarschijnlijk behoorende tot het laatst der pliocene of het begin der quaternaire periode. De zandsteen wordt als bouwsteen gebruikt, en zoo is door verwijdering van dezen de daaronder liggende kleilaag , met de voetsporen, te voorschijn gekomen, over eene uitgestrektheid van bijna twee acres. Gedurende de uitgraying zijn een aantal fossilen gevonden: kaken en tanden van een soort van olifant, vermoedelijk de Amerikaansche Mammoet (Elephas americanus) , twee soorten van paarden ( Equus pacificus en occidental in), en oenige zoetwatersoheïpen. Do gelicelo oppervlakte van Je kleilaag is letterlijk bedekt mot voetsporen, maar de modder was zoo week, toen zij ontstonden, dat de meesten daarvan niet mot zekerheid kunnen herkend worden. Toch zijn eenigen met waarschijnlijkheid afkomstig van paarden, anderen van wolven; eenigen zekerlijk van een soort van hert, velen van langbeenige moerasvogels. De belangwekkendste zijn echter die van den mammoet en die welke als afdruksels van menschenvoeten beschouwd zijn. De Mammoetsporen, 5 duimen (12,5 centim.) diep en 22 duimen (55 centim.) breed, vertoonen zich in regelmatig afwisselende rijen van voor- en achtervoetsindruksels. Veel onzekerder is de herkomst der zoogenaamde menschenvoetsporen, in weerwil dat de gelijkenis op ware menschenvoetindruksels hier en daar inderdaad bedriegelijk is. Echter is in vele gevallen het iudruksel veel meer gekromd dan dat van een menschenvoet. Ook is de onderlinge afstand van de linker- en de rechterindruksels te groot dan dat zij van menschenvoeten kunnen afkomstig zijn. Die afstand bedraagt 18—19 duim (45 tot 47 centim.), ruim zooveel als bij de mammoetsporen.