De scherpste oogen onderscheiden niet, dat het eene licht ¹/300 sterker of zwakker is dan het andere. Eerst bij ¹/236 verschil wordt, bij geel licht, een verschil merkbaar; bij het gewone daglicht eerst bij ¹/100 of ¹/60. Is de eene lamp in lichtkracht 1000, de andere 1001, dan ziet men geen verschil; is de tweede 1010, dan wel. Hoewel nu 1000 tot 1010 in dezelfde reden staat als 100 tot 101, zoo ontdekt men tusschen de lichtkrachten 100 en 101 toch geen onderscheid. Het licht van al het zichtbare in de wereld is besloten tusschen licht, dat eene golflengte bezit van 3 en van 9 tienduizendste millimeter. Al wat dus licht in ’t oog zendt van minder dan de eerste en meer dan de tweede golflengte, wordt niet gezien, maar schijnt zoo donker als het zwart in lichtdicht gesloten oogen.