Onder dien titel gaf, een veertigtal jaren geleden, onze bekende hoogleeraar HARTING den eersten druk van een werkje uit, van een hoogst aantrekkelijken, wegslependen inhoud, en van zooveel gewichtige aanteekeningen voorzien, dat ik eens in een opstel durfde zeggen, dat deze ons aan den Kosmos van VON HUMBOLDT deden denken. Ik nam, zooals men ziet, zijn titel over. HARTING’S kleine evenwel was iets anders dan het mijne thans is. Bij hem waren het die kleine bewerktuigde wezens, aan welker steenachtige hekleedingen of pantsers onze aardkorst voor een aanzienlijk deel hare tegenwoordige samenstelling en vorm verschuldigd is. Mijn kleine heeft betrekking op het stof, dat zich over onze geheele aarde in den dampkring ophoudt. Niet over de stof dus, waarvan eenig weefsel is gemaakt zal hier sprake zijn. Nog eens de stof van mijn eenvoudig opstel zal zijn het stof. Mocht het weinige , wat ik er van ga vertellen, zooveel belangstelling opwekken als dat bovengenoemde voortreffelijke stilist met zijn werkje wist te doen. Wie kent niet het stof; de vijand niet alleen van onze zindelijke Hollandsche huisvrouwen en dienstboden , maar ook van het zoogenaamd sterkere geslacht, welks individuen voor hun bureau of schrijftafel gezeten zich vaak verontrusten, als de reinigende hand op zekere tijden de studieboeken, het schrijfwerk enz. verplaatst; niet minder verder, en zelfs in de eerste plaats, de vijand van de werklieden in een tal van fabrieken, waar het stof meestal de gezondheid der arbeiders vernielt, en hen, dikwijls betrekkelijk nog jong, aan hunne gezinnen door den dood ontrukt. Zou het niet goed zijn, als al dat lastige stof verdween? Zeker niet: wij danken er aan de verspreiding van het zonlicht, ook buiten hare onmiddellijke stralen; de heerlijke kleuren der op- en ondergaande zon, en veel meer nog, zooals verder zal blijken , zouden wij, als er geen stof was, missen. Sluit, om u al dadelijk van de genoemde lichtverspreiding te overtuigen, de blinden of vensters eener kamer; zet een der door de zon beschenen blinden op een kier; maak die zoo nauw mogelijk en tracht nu de spleet door afsluiting boven en beneden van het licht, tot eene lengte te brengen van slechts enkele centimeters. Gij ziet nu door het stof een lintvormige lichtstreep zich in de kamer dringen, en tegelijk het geheele vertrek verlicht. Dat gij dien lichtband ziet, hiervan is het stof de oorzaak, en daar dit tegelijk het licht naar alle zijden terugkaatst en verspreidt, is het ook de oorzaak van de verlichting der geheele ruimte.