De wetenschap van de levende natuur staat dit jaar in het teeken van Darwin. Den 12den Februari was het honderd jaar geleden dat de onsterfelijke bioloog het levenslicht zag; dezen zomer beleeft zijn epoche makend werk »over het ontstaan der soorten« zijn vijftigsten verjaardag. Buitengewoon vruchtbaar bleek de akker, die daardoor ontgonnen is, ja het scheen al, dat het krachtige gewas, dat er zoo weelderig op tierde, het oorspronkelijke, door den schepper uitgestrooide zaad zou overwoekeren en vernietigen. Men sprak reeds van een sterfbed van het Darwinisme omdat vele verklaringen van het feit: de ontwikkeling van hoogere uit lagere wezens, den toets der nieuwere onderzoekingen niet konden doorstaan. Toen is DARWINS leer gered door HUGO DE VRIES. Mij heeft aan de grootste ontdekking der negentiende eeuw een nieuw fondament gegeven, het eenige dat vast en onwrikbaar, acre perennius, is en dat alleen den naam van wetenschappelijk verdient. Zijn mutatietheorie maakte het vraagstuk toegankelijk voor de onmiddellijke waarneming en voor proefondervindelijk onderzoek en redde daardoor de heele ontwikkelingsleer, die te gronde dreigde te gaan door den ballast van niet te bewijzen theorieën, die altijd weer door nieuwe theorieën en hypothesen op de been moesten worden gehouden. De VRIES zegt in zijn hoofdwerk: »Mutatietheorie noem ik de stelling, dat de eigenschappen der organismen opgebouwd zijn uit scherp onderscheiden eenheden. Die eenheden kunnen tot groepen zijn vereenigd en hij verwante soorten ontmoeten wij dezelfde eenheden en groepen. Overgangen, die ons het uiterlijke van planten en dieren zoo vaak te zien geven, bestaan er tusschen deze eenheden evenmin, als tusschen de atomen van de scheikunde.«