De verdeeling van de staatkundige geschiedenis in perioden, hoe onderscheiden ook soms in lengte van tijd en in beteekenis, levert weinig bezwaar op. Bepaalde feiten, data, namen wijzen hier den weg. Anders wordt het, wanneer men de ontwikkelingsgeschiedenis der menschheid poogt te splitsen in onderverdeelingen. De cultuurhistorische schrijvers, van BUCKLE tot WILLIAM DRAPER en VON HELLWALD, nemen ieder een verschillend standpunt in bij de verdeeling van hunne stof. Het bezwaar is gelegen in de grondslagen voor zulk eene onderverdeeling. Voor de menschheid in haar geheel is de hoofdverdeeling gemakkelijk aan te geven. De geschiedenis der beschaving begint met den strijd om het bestaan; geplaatst gelijk hij is tegenover de nu eens weldadige dan weder vijandige natuur, ontwaakt bij den mensch, nadat hij geleerd heeft in zijne lichamelijke behoeften te voorzien, eerst de dichtkunst en gelijktijdig met haar de godsdienst, daarna de bovennatuurkundige wijsbegeerte en eindelijk het onderzoek der natuur als heerschende richting van den geest.