Zonder de lezers van dit Tijdschrift onder degenen te willen rangschikken, die naar het min of meer schitterende van den titel hunnen leeslust regelen, kon het toch zijn, dat de aan het hoofd van dit opstel geplaatste velen van de inzage daarvan afschrikt. Dit opschrift toch schijnt de meening te rechtvaardigen, als volgde heel wat geleerds, slechts genietbaar voor den man der wetenschap, — hier, den geoloog van beroep. Ik haast mij alzoo de verzekering af te loggen, dat onderstaande “geologische gissingen” volstrekt niet zulk een hooge vlucht zullen nomen. Wel is waar, ik stel mij mijne lezers niet voor als volslagen onkundigen , — integendeel, ik verbeeld mij te staan tegenover een publiek, dat gerangschikt mag worden onder het denkende, meest ontwikkelde deel der natie, dat, zonder van natuurstudie een beroep, of zelfs zijn éénige studie te maken, met voorliefde voor deze is bezield, gedurig geschriften leest, die het met den voornaamsten inhoud daarvan bekend maken en daardoor in die mate is ontwikkeld geworden, dat het, met eenige inspanning van zijnen kant, geleidelijk voorgedragen denkbeelden tot de zijne maakt, eenvoudige resultaten in zich vermag op te nemen.