Drie vierden van de oppervlakte onzes aardbols worden door het water ingenomen. Niet meer dan één vierde gedeelte verheft zich boven den spiegel der zee, om voor eene grootere of kleinere uitgebreidheid aan menschen eene veilige woonplaats aan te bieden. Bekend is het, dat die verdeeling van land en water daarbij zeer ongelijkmatig is. Wanneer men uit het punt, gelegen op 202° O. L. van Greenwich en 40° Z. Br. als pool een grooten cirkel op den aardbol trekt, dan sluit het daar binnen gelegen halve oppervlak de zoogenaamde landhelft in. Het overblijvende halfrond daarentegen vormt de meest waterrijke helft. Daar is het gebied der Stille Zuidzee, dat onmetelijk watervlak, ’t welk de oude wereld van de nieuwe scheidt.