De kleur der huid bij de verschillende menschenrassen was reeds vele malen een onderwerp van nadenken en bespiegeling , zoowel bij geletterden als ongeletterden. Menigmaal toch rees de vraag: van waar de zoo uiteenloopende kleur der menschenstammen , het zwart van den Neger, het geel van den Mongool, het rood van den Indiaan en de blanke tint van den Kaukasiër? Dat de luchtstreek op de vorming dier kleuren van invloed is geweest valt haast niet te loochenen, wanneer wij bedenken , dat de lichte tinten te meer wijken, naarmate men den aequator nadert, en zulks zelfs ten aanzien van een zelfde ras. De blonde Kaukasiër bewoont de meer gematigde klimaten, de bruinen hebben hun zetel in het warmere Spanje en Italië. Het is de zon evenwel niet alleen, die haar kleurenden invloed heeft uitgeoefend, want de tropische landen van Amerika en Azië herbergen rooden en bruinen. Eveneens moet worden erkend , dat het kleuringsproces een zeer langzaam verloop moet hebben gehad. Was zulks à priori reeds daaruit afteleiden, dat de kenmerken der soort, bij al hunne veranderlijkheid, een zekere taaiheid en volharding bezitten, die slechts met moeite overwonnen worden, ook de ervaring pleit voor deze meening. De blanke wordt geen Mongool of Neger onder invloed van klimaat en omgeving, en de nakomelingschap van den Afrikaan legde ook na eeuwen zijn zwart huidkleed niet af in het verre westen, werwaarts het egoïsme en de gouddorst hem hebben overgeplant.