De mensch zocht te allen tijde naar middelen om de natuurlijke schoonheid zijns lichaams te verhoogen. Reeds de grot van Aurignac weet te verhalen van die zucht naar opschik en tooi. De ruwe Polynesiër van den tegenwoordigen tijd kent gelijke begeerte — en de meest beschaafde Europeaan is in dit opzicht diens evenknie. Slechts de middelen om aan die diep gevoelde behoefte voldoening te schenken verschillen. Voor den prae-historischen mensch waren doorboorde schelpen en beenderen voldoende; ook de hedendaagsche wilde neemt deze tooimiddelen voor lief. Doch naarmate het oog meer geoefend werd op vorm, kleur en glans, leerde men voorwerpen op prijs stellen, die in dit opzicht den meer ontwikkelden schoonheidszin kunnen streelen, en onder deze bekleeden de edele metalen en edele steenen wel haast eene eerste plaats. Beide hebben door den loop der eeuwen de eens veroverde plaats behouden, maar het zijn inzonderheid de laatst vermelde voorwerpen, die nog altijd in de algemeene schatting het hoogst staan aangeschreven.