Aardbevingen zijn schuddingen van de vaste deelen der aarde. In ’t binnenste voortgebracht, breidt zich zulk eene beweging straalswijze naar alle richtingen uit, en bereikt eindelijk de oppervlakte, alwaar zij, aan den eenen kant geen tegenstand meer ontmoetende, zich het sterkst openbaart. Nu eens treedt zulk eene schudding meer plaatselijk op; dan weder wordt men haren invloed over aanzienlijke oppervlakten gewaar. Nu eens is de intensiteit gering, op een ander keer van dien aard, dat alles in het rond de vernielende uitwerking der beving ondervindt. Verzakkingen en verschuivingen van den grond, het vormen van ontzaggelijke spleten en kloven treden in ’t gevolg dezer natuurverschijnselen soms op. Blijvende verheffingen worden almede enkele malen waargenomen.