Gelijk bekend is bestaat het witte zonnelicht uit stralen van ongelijke breekbaarheid; of, met andere woorden, de door de zon in den aether opgewekte trillingen zijn van ongelijken duur. Die meerdere en mindere snelheid wekt in ons gezichtsorgaan even veel verschillende gewaarwordingen op , die wij met den naam van kleuren onderscheiden. De minst gebroken stralen zijn die van de minst snelle schommeling, terwijl die stralen, welke het meest breekbaar zijn, overeenkomen met de snelste aethertrillingen. In de geluidsleer vernemen wij , dat dat de lage tonen worden veroorzaakt door langzame luchttrillingen, de hooge door snellere. In overeenstemming hiermede spreekt men dan in de optica van lichttenen. Ook hier zijn de lage tonen het product van langzame, de hooge het uitwerksel van snelle schommelingen van den aether. Wanneer wij de kleuren onderscheiden door de benamingen rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet, dan beteekent dit eenvoudig , dat de indrukken, door het licht bij ons opgewekt, die verschillen te weeg bracht door ongelijk snel verloopende trillingen van den aether. In de opgenoerade volgorde was de snelheid van rood tot violet steeds toenemende. Vangt eene kleine plek van ons netvlies tegelijk al deze verschillende snelheden op , dan missen wij het vermogen die verschillende lichttenen van elkander te onderscheiden. Er ontstaat eene harmonie van tonen, die wij wit licht noemen. Laten wij op de bekende wijze dit witte licht door een doorschijnend prisma strijken , dan worden die verschillende trillingen uit elkander gedreven. Die verschillende schommelingen treffen thans verschillende streken van het netvlies, ver genoeg van elkaar gelegen om door afzonderlijke zenuwvezels naar afzonderlijke deelen der grijze hersenmassa geleid te worden, zoodat ons bewustzijn zich thans van elk dier afzonderlijke indrukken kan meester maken , en ze gescheiden houden. Deze afzonderlijke, elkander in de ruimte opvolgende indrukken vormen datgene, wat wij een spectrum noemen.