Dat een hoop vochtig hooi gaat broeien is een van oudsher bekend feit en kan vooral in die jaren worden waargenomen, welke tijdens den hooioogst rijk aan regen zijn. Bijna alle hooi, dat in het vochtige klimaat van Nederland wordt gewonnen, moet eenigszins de bedoelde zelfverwarming ondergaan voor het dooden der schimmelsporen. Zonder temperatuursverhooging treedt gemakkelijk schimmelvorming op, welke het voeder waardeloos zou maken. Werd Het gras terstond na het maaien op een hoop gebracht, dan zou het onder den invloed der vochtigheid gaan rotten, zonder dat de temperatuur merkbaar zou stijgen. Indien echter het gras eerst wordt uitgespreid in de lucht, sterven de planten en verliezen ze spoedig het water, althans voor een groot gedeelte, dat ze bij het leven hardnekkig vasthouden. Is het hooi op een hoop gebracht vóór het voldoende gedroogd is, dan stijgt de temperatuur hooger dan wenschelijk is en ontstaat een eigenaardige zoetachtige reuk; het hooi wordt broos en zwart en kan met de hand fijngewreven worden. De voedingswaarde gaat steeds achteruit, en ten slotte kan zelfontbranding optreden. Deze sterke verhitting ontstaat niet gelijkmatig in den geheelen hooiberg, maar op verschillende broeiplaatsen daarin.
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
R.N. de Haas. (1906). Iets over hooibroei. Album der natuur, 55(1), 325–334. |