Het ijzer is niet alleen voor den mensch het nuttigst metaal, ook in de huishouding der natuur heeft het veel meer te beduiden dan de overige zware metalen. Lood en tin, koper en zink, om van zeldzamer metalen te zwijgen, nemen aan de onophoudelijke veranderingen in en op de aardkorst betrekkelijk weinig deel. Vreedzaam sluimeren zij in hunne ertsen, die, hier en daar afgezet en weggeborgen, grootendeels als logge massa’s met de aarde draaien, om de zon reizen en slechts als ballast dienst doen. Anders het ijzer. Wel zijn ook daarvan ontzaggelijke hoeveelheden in de voorraadschuren van moeder aarde opgetast, maar toch op verre na niet alles. Een niet onaanzienlijk deel is wijd en zijd verspreid, nergens geheel ontbrekend en overal rusteloos deelnemend aan chemische omzettingen. In oplossing wordt het meêgevoerd door alle wateren en baant zich op deze wijze een weg door de hardste gesteenten, ja zelfs door de planten en dieren, overal de sporen achterlatend van onvermoeide werkzaamheid. Die groote beweeglijkheid heeft het ijzer te danken aan de vorming van twee oxydatie-trappen, de zoogenoemde ferro- en ferri-verbindingen, en aan ’t gemak waai mede deze in elkander overgaan. De eerste, blauwgroen van kleur, (het bekende ijzervitriool behoort daartoe) nemen onmiddellijk uit vochtige lucht en uit luchthoudende wateren zuurstof en water op, daardoor overgaande in de gele tot roodbruine ferri-verbindingen, die op haar beurt door afgifte van zuurstof aan licht oxydeerbare stoffen weêr tot ferro-verbindingen worden. Het ijzer werkt zoodoende als zuurstof-overdrager: het slorpt de zuurstof der lucht op om die aan andere lichamen weer aftestaan. Dit verklaart o. a. het snelle vergaan van hout rondom met roest bedekte spijkergaten en ’t verweeren van linnen door roestvlekken. De natuur bedient zich op groote schaal van dit middel om de rotting van plantaardige en dierlijke stoffen te bevorderen. Het ijzer zelf wordt ten gevolge van deze werking vervoerd. Het koolzuur toch, dat bij de vertering der organische stof gevormd wordt, lost het ten deele herleid metaal als dubbel koolzuur-ijzer (ferro-bicarbonaat) op. Bijna alle wateren bevatten hiervan sporen; is de hoeveelheid grooter, dan spreekt men van »staalwater.” ¹