De invloed van naar het gewicht onbeduidende hoeveelheden vreemde stolfen op de eigenschappen der metalen is herhaaldelijk aangetoond. Toch kan men daarvan geen voorbeelden hooren, zonder zich telkens opnieuw te verbazen, omdat zij slecht rijmen met de gewone voorstellingen over verbindingen in bepaalde gewichtsverhoudingen en vooralsnog raadselachtig schijnen. IJzer met slechts tweeduizendste van zijn gewicht aan kool levert een soort van staal op, bij uitstek aan te bevelen voor bruggen en stoomketels, doch geheel ongeschikt voor snij-werktuigen. Met 8 pro mille kool levert het omgekeerd een uitnemend materiaal voor een scheermes, doch is het onbruikbaar voor spoorstaaf en voor bruggenbouw. Een spoor mangaan maakt staal totaal ongeschikt voor een magneet , ook laat het zich dan niet meer harden door roodgloeiend maken en snel afkoelen.