De giftige werking van gordijnen en tapijten, kleedingstoffen, behangselpapieren, enz., die met Schweinfurtsch groen of andere arsenikhoudende stoffen geverfd zijn, is algemeen bekend. Daar men herhaaldelijk vergiftigingsverschijnselen heeft waargenomen bij personen, die geruimen tijd in de omgeving vertoefden, ook zonder dat ze met de genoemde stoffen juist onmiddellijk in aanraking kwamen, moet de lucht op de een of andere wijze het gift overbrengen. In weerwil van vele proeven is evenwel nog altijd niet uitgemaakt op welke wijze dat overbrengen geschiedt. Sommigen denken aan mechanische verstuiving, zoodat een weinig van de giftige stof, uiterst fijn verdeeld doch chemisch onveranderd, met elke inademing door neusof mondholte het lichaam zou binnentreden. Anderen daarentegen denken aan de verbazend kleine wezens, die — en niet ten onrechte — in onzen tijd zooveel op hun kerfstok krijgen: aan bacteriën en schimmels. Men stelde zich voor dat daaronder een of meer soorten konden zijn, die, door ontleding van de kleurstof, arsenikwaterstof deden ontstaan, een gas waarvan de buitengewoon giftige werking sedert lang bekend is. De Duitsche scheikundige GEHLEN (geb. 1775) stierf in 1815 door inademing van dit gas. O.- EMMERLING heeft nu onlangs de juistheid der laatste meening aan het experiment getoetst en de uitkomsten van zijn onderzoek in de Ber. d. D. Chem. Ges. medegedeeld.