1898
De onderaardsche hitte, een bezwaar bij den bouw van tunnels
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 47 - Issue 1 p. 126- 128
De Fransche ingenieur LENTHÉRIC, reeds bekend door zijn knap geschreven werk: Le Rhône, Histoire d'une fleuve, heeft onlangs — naar aanleiding van een hem door de regeering opgedragen onderzoek in de Alpen — een nieuw boek uitgegeven: l'Homme devant les Alpes, waarin o. a. vele, ten deele onbekende bijzonderheden voorkomen over een van de grootste moeilijkheden bij den bouw van bergtunnels: de onderaardsche hitte, een bezwaar, waarop men aanvankelijk weinig bedacht was. Toen men bij den aanleg van den Mont-Cénis-spoorweg omstreeks 5 kilometer in den berg was doorgedrongen, wees de thermometer 27° 5 C. aan en bij het doorboren van de laatste 500 M. in het middelgedeelte (naar bekend is begon men aan weerszijden tegelijk) steeg de temperatuur nog tot 29° 5 C. Men was toen ± 1600 M. onder den kruin van den berg, die een gemiddelde jaarlijksche temperatuur van —3° C. heeft. Dit maakt een verschil van 32° 5 C., zoodat de temperatuur hier met de diepte omstreeks 1° C. klimt voor elke 50 M. Aanvankelijk baarde die toenemende hitte weinig zorg en gelukkig werd deze spoedig weggenomen door de vereeniging van de twee van beide zijden geboorde gangen, ’t Was evenwel tijd, want de bergwerkers-anemie was reeds begonnen slachtoffers te maken.
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
R.S. Tjaden Modderman. (1898). De onderaardsche hitte, een bezwaar bij den bouw van tunnels. Album der natuur, 47(1), 126–128. |