Van ouds heeft men klachten aangeheven over het bedriegelijke mànlicht. Doch meer nog dan het lichamelijke, heeft de maan bet geestelijke oog der menschen beneveld en hem tot fantastische voorstellingen verlokt, die het gezond verstand in het aangezicht slaan. Men zou een boekdeel kunnen vullen over ’t bijgeloof dat zich aan de maan vastknoopt en met name over de geheimzinnige invloeden, die zij op menschelijke zaken oefent. Over ’t algemeen schijnt de wassende maan ons gunsting, de afnemende daarentegen is een kwelgeest, die onze plannen dwarsboomt en allerlei tegenspoeden brengt. Ten bewijze dat men ook heden ten dage nog bijgeloovige invloeden aan maan toeschrijft, zal ik mij niet op FALB beroepen, voor wien elke dag van volle en nieuwe maan een kritieke dag is, want bij dezen is er toch nog eenige methode in de maanziekte en kan ik bovendien op de afdoende kritiek wijzen van J. A. KERKHOVEN, vroeger in dit tijdschrift verschenen, 1 maar moge de volgende mededeeling dienen, die ik aan de Revue Scientifique ontleen.