Vele jaren, hoofdzakelijk tusschen 1853—’63, heeft BUNSEN zich met photochemische onderzoekingen bezig gehouden. Hij deed dat in vereeniging met H. E. ROSCOE, die geruimen tijd zijn assistent was en na zijn vertrek naar Engeland de proeven met anderen heeft voortgezet. De photochemie, grenswetenschap tusschen natuur- en scheikunde, was als ’t ware een aangewezen gebied voor den Heidelberger geleerde, die in beide vakken even thuis was en nu tevens de bewijzen zou leveren, dat hij vrijelijk over de hulpmiddelen der wiskunde beschikte, De verhandelingen van BUNSEN en ROSCOE over dit onderwerp, oorspronkelijk in POGGENDORFF’S Annalen verschenen, zijn ten deele door OSTWALD in zijn uitgave van Klassiker der exacten Wissenschaften opgenomen en daardoor onder ieders bereik gebracht. Naar laatstgenoemde in een korte narede opmerkt, »levert de lectuur een ongewoon intellectueel genot op. Niet alleen dat er veel uit te leeren valt, de lezer doorloopt tevens een cursus in de experimenteerkunst. In geen wetenschappelijke verhandeling op dit gebied blijkt van zoo groote slagvaardigheid op chemisch, physisch en wiskunstig terrein; scherpzinnigheid in ’t verzinnen van proeven en geduld en volharding in de uitvoering; van zulk nauw letten op de geringste bijzonderheden en eindelijk van zoo ruimen blik op meteorologisch-kosmische verschijnselen.” Toen B. en R. hun onderzoek begonnen, was de photochemie nog slechts op bescheiden schaal beoefend. Enkele verschijnselen op dit gebied, zooals ’t verschieten van gekleurde stoffen en ’t groen worden van planten in het zonlicht, zijn stellig van ouds waargenomen, doch het blijkt niet, dat men daarin een werking van het licht zag en nog in 1660 schreef de kundige BOYLE de toen reeds lang bekende zwart kleuring van chloorzilver aan den invloed der lucht toe.