Sedert lang is overeenkomst opgemerkt tusschen de zoogenoemde katalyse, waardoor met name fijn verdeelde metalen, zooals platinaspons, chemische omzettingen tot stand brengen, waarin zij oogenschijnlijk zelf niet deelen en tusschen de werkingen van sommige opgeloste eiwitachtige verbindingen (fermenten, enzymen) waardoor plantaardige en dierlijke stoffen tot chemische veranderingen genoopt worden. Bekende voorbeelden van deze laatsten zijn: de diastase in ontkiemend graan, die zetmeel in suiker omzet; het ptyaline uit het speeksel dat ’t zelfde doet en het pepsine uit het maagsap, waardoor eiwitstoffen tot peptonen overgaan.¹