Op 9 Juli 1825 uit joodsche ouders te Hamburg geboren, legde hij zich eerst te Bonn op de studie van het Sanskriet en Arabisch en daarna in Berlijn en Kiel ook op die van het Zend en Oud-persisch toe. Aangezien destijds joden in Duitschland niet tot academische betrekkingen werden toegelaten, trok hij in 1847 naar Frankrijk, waar hij eerst te Laval, daarna te Rheims als hoogleeraar in het Duitsch werkzaam was. Een gunstig ontvangen werk over Achaemenische inschriften bezorgde hem 1851 een aanstelling bij de wetenschappelijke expeditie, die de Fransche regeering onder FRESNEL en thomas naar Mesopotamië zond. Na zijn terugkeer in 1854 wijdde hij zich geheel aan de studie van het Assyrisch en Babylonisch en gaf tusschen 1857 en 1863 in opeenvolgende deelen zijn groot werk uit: „Expédition scientifique en Mésopotamie”, waarvan vooral op taalkundig gebied de waarde groot is.